JewishCom.be

Home / Nouvelles / Première Page / Allocution du prof. J. Klener, président du Consistoire Central Israélite de Belgique, le 17 décembre 2012 pendant l’audition publique au Sénat belge concernant la proposition de résolution visant à reconnaître la responsabilité des autorités belges dans la persécution des Juifs en Belgique

Madame la Présidente, Mesdames les Sénatrices et Messieurs les  Sénateurs,

Voici mes quelques réflexions méditatives concernant les aléas d’une proposition de résolution visant à reconnaître la responsabilité des autorités belges dans la persécution des Juifs en Belgique.

Mevrouw de Voorzitster, Dames en Heren Senatoren,

Enige persoonsgebonden bespiegelingen  betreffende het wel en wee van uw voorstel tot resolutie,

Dames en Heren,

Ik ben en blijf in tijd en ruimte mijn historie en het is een a-typisch joods verhaal. West-Vlaams is mijn moedertaal, want geboren ben ik uit Joods-West-Vlaamse ouders en sta zo op de Jodenlijst van eind 1940. Een blind-ijverige ambtenaar potloodde naast Julien Klener, geboren te Oostende op 16 oktober 1939 : “te jong“! Waarvoor voor dacht u?  Geen schrik, Dames en Heren, mijn gesproken kattebelletje wordt geen geweeklaag, geen lamentatie, geen zeurderig klaaggeschrei, want ik ben hier en glipte bijgevolg tussen de mazen van het wolfspinneweb, aangezien ik tussen 1942 en 1944 kon verderleven in de onderduik van een niet-bestaan,  en daarvan  de onderhuidse sporen meedraag die mij lijfelijk en mentaal binden aan uw resolutie  aangaande 70 jaar geleden. Een tekst die eigenlijk thuishoort in de rubriek “beter laat dan nooit”, of durf ik zo driest  en vermetel zijn en zeggen, voor te velen, in de rubriek vijgen na Pesach.

Uiteraard staat in de voorgestelde resolutie de Sjoa-gruwel centraal, maar de timing ervan is ingegeven door een eigentijdse, recente socio-demografische context  waarbij in ons land, scherpe tegenstellingen op socio-economisch vlak, om over communutaire extremismen maar te zwijgen, spanningen en extremismen allerhande veroorzaken, die toendertijd de voedende verankeringslagen waren voor de mensenramp waarover de resolutie handelt.

En grijsgedraaide mening, een dooddoener, wil dat de enige les te trekken uit de geschiedenis, is dat de geschiedenis ons niets leert. Dat klopt wellicht gedeeltelijk, want het lijkt mij ontegensprekelijk dat het nabloeden van de Sjoa enige blijvende gevoels- en denklagen over de Europese psyche heeft gelegd. Deze resolutie is bijgevolg een overnuttige wekroep en een alarmsignaal betreffende willoze, ja-knikkende Tischmörder die vanuit een bureaucratisch cocon, de raderen en moeren  werden en kunnen worden van een ” wir haben es nicht gewusst”.

De resolutie gaat bijgevolg over het gevaar voor misdadige recidive, over persoonlijke verantwoordelijkheid, over ethisch gedrag temidden van een immoreel bewind, over de verantwoordelijkheid voor de andere, de voorgelegde tekst behelst bijgevolg juiste keuzen  in tijden van een moreel debacle.

Maar zwijg mij echter over grote dromen. Daar geloof ik al lang niet meer in. Waar ik wel in geloof is het stellen en behalen van beperkte doelen  want niets doen in deze is nimmer een optie.

Wat mocht het fijn zijn mocht uw resolutie, maar dan  met volle pedagogische wind in de zeilen, kunnen leiden tot hetgeen een befaamde joods-Catalaanse wijze uit de 13de eeuw, rabbi Mosje ben Nachman, Nahmanides, reeds dacht,

ik vertaal:

” La spécificité de l’enseignement hebraïque, est qu’il n’existe  pas le droit d’une part et la morale de l’autre. Tout est fondu en une seule unité, ainsi tout acte socio-pédagogique doit s’accomplir dans l’écoute de sa propre conscience morale, avec comme adage “moins de larmes et plus d’histoire car  tout un chacun est garant de l’autre”. Cette notion de responsabilité mutuelle (arevuth) est l’une des notions essentielles du judaïsme. On pourrait le dire autrement : “si mon sort dépend d’autrui, je suis aussi responsable de lui”. “Aussi” dans le sens où l’exprimait le regretté E.Levinas, c.a.d. d’emblée, simplement du fait même de son existence et de notre existence commune sur terre. Mais “aussi” car nos destinées, dans le soi-disant village global, sont plus liées que jamais.  Plus d’histoire en effet, n’est ce pas ce que la résolution espère? Une histoire “dure”, précise et minutieuse, qui nous mettrait à l’abri du poids perfide de la banalisation et des comparaisons instrumentalisées.  Car le moment est proche où les derniers contemporains du massacre auront disparu et où il  faudra bien s’en remettre à la connaissance du crime pour tenter d’en saisir l’incommensurable singularité. (Plus de) 70 ans après le désastre, le danger est réel de voir les discours métahistoriques et idéologiques supplanter le savoir bâti sur des faits, vierge en tout cas de toute tentative consciente ou non d’instrumentalisation. Au contraire du lamento moralisateur, la rigueur historique s’avère le meilleur antidote à la dérive pernicieuse des révisionnistes, prédateurs de la mémoire.

De vraag blijft desondanks of die mooie ideeën geen wishful thinking zijn, geen begoocheling geen irrealiteit, want er is een these als zou de mens hulpeloos zijn, er zijn deskundigen die staande houden dat ons gedrag gedicteerd wordt door onze genen en dat wij daarom, alle goede intenties ten spijt, ons aggresief zoogdierschap nimmer zullen overstijgen.  De ethisch maakbare mens zou slechts een platonische rêverie zijn. Uw resolutie verwerpt dit doemdenken, maar is nuchter genoeg om te beseffen dat er in tijden van nood, goede en slechte samenzweringen bestaan. Een samenzwering ten goede, zelfs met zijn specifieke mankementen, redde mijn leven toen ik ten dode was opgeschreven. Dat waren die jaren van duisternis, waarin keer op keer, bondgenootschappen werden gesloten door mensen die de grootste risico’s durfden te nemen, teneinde mensenlevens te redden. Het is ontegenzeggelijk waar dat het hierbij ging om een minderheid, dat ondertussen een andere minderheid samenheulde in het kwade en de meerderheid op de stoep bleef staan, waar de vervolgende overheen werden gejaagd. Deze nuchterharde vaststelling mag echter nimmer de intrinsieke waarde van uw resolutie, van uw hoop-op-beter-tekst neutraliseren.  Een joodse legende spreekt over 36 rechtvaardigen, zelf niet bewust van het bijzondere van hun daden die in elke generatie de wereld redden. Het zijn mannen en vrouwen, ieder op hun eigen plaats, die de moed hebben gehad om de zorg voor de andere te laten prevaleren boven de eigen veiligheid. Deze verhalen hebben een intens opvoedkundige waarde, de mens is niet tot machteloosheid veroordeeld, ook niet oog in oog met de geavanceerde nazi-moordmachines.

Dus geeft deze, ik herhaal het, laattijdige resolutie, in de eerste plaats een pedagogische armslag en een daadwerkelijke uitstraling nodig waarbij de uniciteit van de Sjoa-gruwel, zonder inhoudelijke verschraling, noch foute vergelijkingen, voor toekomstige generaties illustreert hoe in een manipuleerbare mensenwereld, absolute duisternis  het licht van beter kan doven.

Finalement cette résolution ne peut être qu’une minuscule pierre dans la lente construction d’un édifice rappelant que le respect mutuel de la tolérance active, reste le fondement de la dignité humaine, de l’Humain universel. La résolution symbolise ainsi le besoin d’”arevuth”, de la responsabilité envers l’autre, de ce sentiment d’être lié à son prochain quel qu’il soit et à l’écoute et à l’action que cela suppose. Elle a comme vocation de mettre en valeur le concept kabbaliste du “Tikkun Olam”, littéralement de la réparation du monde. Dans la tradition juive en effet l’amélioration du monde, le petit comme le grand, celui de notre sphère proche et plus globale, dépend des actes et des applications de chacune et de chacun.

Voilà le rêve, l’idéal inclus dans votre texte qui n’a que trop longtemps sommeillé sous la poussière d’un étrange oubli.